Bij het Gerechtshof Den Bosch speelde onlangs een interessante zaak over een werknemer die zijn privéauto vooral zakelijk gebruikte en voor de zakelijke ritten een aftrekpost in zijn aangifte inkomstenbelasting had opgenomen.

Met zijn privéauto reed hij in het betreffende jaar 46.699 km zakelijk. Hij kreeg hiervoor 31 eurocent per kilometer. De onbelaste vergoedingsmogelijkheid bedraagt 19 eurocent per kilometer. Er was dus 12 eurocent per km belast. Voor dat belaste deel had hij een aftrekpost opgenomen onder de rubriek ‘studiekosten’. Aftrek als beroepskosten is immers al jaren niet meer mogelijk.

De aftrek motiveerde hij met de stelling: “De belastingdienst heft onterecht over mijn zakelijk verreden km’s. Dit betreft absoluut geen inkomsten maar gemaakte kosten om mijn werk te blijven verrichten”.

Het gerechtshof oordeelde echter dat voor deze aftrek geen wettelijke grond bestaat. Dat deze werknemer dit onbillijk vindt, kan door de rechter niet getoetst worden. De rechter moet volgens de wet rechtspreken en mag de billijkheid ervan niet beoordelen.

Wel mag de rechter oordelen over eventuele schending van verdragen, waarin bijvoorbeeld het gelijkheidsbeginsel is opgenomen. Dat voerde deze werknemer dan ook aan. Hij wordt fiscaal anders behandeld dan degenen met een auto van de zaak, die over hun zakelijke ritten géén belasting hoeven te betalen. De rechter oordeelde daar echter over dat degenen die hun privéauto zakelijk gebruiken en degenen die een auto van de zaak gebruiken geen vergelijkbare gevallen zijn.

Zeker als er veel zakelijke kilometers gereden worden, is het maken van een goede afweging tussen een auto van de zaak en het vergoeden van de zakelijke kilometers erg belangrijk om deze ongewenste belastingheffing te voorkomen.

bron: www.autoenfiscus.nl